Voorwaarden om een brussenbeleid vorm te geven

a. Steun van de directie
b. Er als team achter staan
c. Ontwikkelen van een visie
d. Coördinator

a.Steun van de directie


1. Mandaat

  • De eerste stap blijft de directie. Vooraleer je iets op team brengt, moet je het mandaat krijgen.
  • Je merkt dus ook dat de erkenning van de directie niet te onderschatten is. Je krijgt een mandaat.
  • Dat hangt voor een groot stuk samen met het gegeven dat de directie er 100% voor gaat, maar ook met wie er mee bezig is.
  • Je moet volgens mij met twee mandaten rekening houden: dat van je dienst en dat van de ouders. Dit loopt wat door elkaar, maar eigenlijk komt het daarop neer.
  • Ik heb een hekel aan het spanningsveld tussen wat kan en wat de vraag is van het gezin om daar effectief iets mee te doen. Vaak komt de vraag ook van de kinderen zelf en dan heb je de andere kant die zegt ‘dat is niet je mandaat’. Dat is niet jouw werk of focus.
  • Een duidelijke taakomschrijving is onontbeerlijk. In sommige jobs word je geconfronteerd met erg uiteenlopende situaties, het is belangrijk dat er dan een duidelijke visie is. Die kan houvast bieden zodat men niet overspoeld wordt. Een onduidelijke taakomschrijving kan natuurlijk ook een meerwaarde bieden, omdat je dan nergens aan ‘vast’ hangt. Het is een mes dat aan twee kanten snijdt.
  • Je voelt soms van ‘is dat nu mijn mandaat?’ Daarvoor heb je een visie nodig, je moet weten in team van: hoe gaan we daarmee om? Mandaten kunnen tweeërlei zijn: het mandaat van de ouders en het mandaat van de voorziening waar je werkt.
  • Als functieomschrijving en mandaat te vaag zijn in de praktijk loopt men soms wat vast. Mochten een aantal zaken duidelijker gesteld worden, zouden sommige problemen automatisch verdwijnen.
2. Wat kan de directie doen?

  • De directeur moet ook keuzes maken. Als iets in het kwaliteitshandboek is opgenomen, moet hij/zij nagaan onder welke vorm hij/zij dat ziet, hoe dat haalbaar is en onder welke uren dat kan worden geplaatst. Eigenlijk kun je ook stellen dat als iets in de kwaliteitsplanning staat, moet er iets van middelen tegenover staan.
  • Bij de opstart hamerde onze directeur erop dat er op elke vergadering met het hele team een terugkoppeling gebeurde. Elke maand vroeg hij mij te brengen waar ik mee bezig was en wat ik verwachtte van collega’s zodanig dat de initiatieven bleven leven onder iedereen. Ik ben coördinator en iedereen weet dat. Ik probeer ook altijd aanwezig te zijn, als ik door ziekte of omwille van een andere reden niet aanwezig kan zijn, dan word ik altijd vervangen. Ouders en brusjes weten dat en ik vind dat eigenlijk belangrijk. Ouders geven dat ook aan als we peilen naar tevredenheid, ze willen een persoon die vast is, een figuur waar ze altijd terecht kunnen voor info.
  • Mijn afdelingshoofd geeft toch ook aan dat wat ik over het opstarten van een brussenbeleid meekrijg, op het forum moet plaatsen zodat andere groepen een keer het verhaal horen. Het vraagt wat inspanning, maar het is wel iets dat het diensthoofd in leven wil houden.

Terug naar overzicht 

b.Er als team achter staan

1. Collega’s betrekken

  • Als een brussenwerking wordt opgenomen in het kwaliteitshandboek, moet ook het juridische kader worden uitgeklaard. Daarnaast moeten de collega’s het vanzelfsprekend ook zien zitten om samen aan de slag te gaan.
  • Ik zou ook bij de collega’s het mandaat nog eens expliciet vragen. Stellen van, ‘kijk, dat hebben we uit de werkgroep gehaald, zien jullie dat zitten dat ik daar regelmatig op terugkom?’ Zo blijft de positie ook goed in de groep.
  • Als je met meer personeel betrokken bent en je organiseert bijv. een cursus van 7 woensdagnamiddagen, kan je meer verdelen. Iedereen neemt 1 namiddag voor zijn rekening. Er zullen misschien nog mensen klagen, maar het zal zeker minder zijn. Naar de continuïteit toe is het wel belangrijk dat dat gedeeld wordt door iedereen.
  • Ik denk ook met kleine stappen, kleine haalbaarheden bekijken, wat wordt gedragen door iedereen.

2. Een gedreven team

  • Bij mij is dat heel erg anders, ik voel me enorm gesteund door mijn collega’s. Als ik zeg dat ik ermee stop, staat er meer dan 1 persoon klaar.
  • Ik vind die gedrevenheid fantastisch. De brussenwerking is iets waar blijvend in wordt gezocht, gesleuteld en gewerkt. Nu eens met een grotere groep, dan weer met een kleinere groep. Die wordt daarom nog niet opgedoekt. Ik vind het echt goed dat er niet wordt opgegeven, maar wordt doorgezet.
  • Motivatie in het team is onontbeerlijk. Moest ik nu zeggen van ‘ik stop met werken’, dan is de brussenwerking een groot vraagteken voor onze dienst. Ik word ook al een dagje ouder, ik kan daar niet blijven werken enkel op de brussenwerking. Die paar uurtjes, dat doen ze niet.
  • 4 of 5 jaar geleden was er ook niets op vlak van werken met brussen, ik ben op zoek gegaan naar mensen die dit mee wilden trekken, want alleen is dat moeilijk. Een werkgroepje met een aantal mensen helpt om te beginnen denken en dan begin je met iets klein. Jaar op jaar is dat groter geworden. Als je mensen vindt die samen met jou die kar willen trekken dan zijn daar zeker heel veel mogelijkheden.

3. Samenwerken

  • We werken met twee mensen en daarnaast is er een verantwoordelijke voor enkele procenten tewerkgesteld. Wij zien de broers en zussen. Een aparte dienst voor de broers en zussen, terwijl hun broer of zus op de oncologie-afdeling ligt. Belangrijk in de vormgeving van het beleid is een goede samenwerking. Het moet duidelijk zijn wie welke taak opneemt. En vertrouwen.
  • We werken de brussenwerking wel samen uit, we komen ook samen, maar we werken uiteindelijk elk op onze eigen manier. We hebben wel een team waar casussen gebracht worden, zo horen we die ideeën, maar het is niet dat we zo die dingen gaan bundelen. Ik begeleid ook 40 gezinnen en in de helft van die gezinnen werk ik op een andere manier. We zitten ook met verschillende leeftijden, problematieken, gezinssituaties. Het is telkens zoeken naar wat past nu en mocht er een andere begeleider zijn, zou er een ander verloop zijn.
  • Ik vind het belangrijk om een goede teamwerking te hebben, dat is niet altijd zo evident. Straks komt er weer een nieuwe situatie, komt er weer iemand nieuws, weer… En dat kost wel energie, als je een tijdje dezelfde mensen hebt om mee samen te werken, dan kan je in stappen vooruit gaan.
  • Het is soms ook een kwestie van zoeken: wie zit er nog op dezelfde golflengte, wie vindt dit ook belangrijk…
  • Alles waar ik mee bezig ben rond brussen geef ik telkens door aan collega’s. Bijv. het boekje van Groene appels en zussenknuffels. Het heeft meest betrekking op jonge brusjes, dus is vooral voor mij zinvol, maar ik vind dat er ook heel bruikbare zaken zijn voor de anderen. Plus ik wil ook graag weten waar iedereen mee bezig is. Het is niet omdat het nu niet van toepassing is, dat het in de toekomst niet aan bod zou kunnen komen.

4. Kanttekening

  • Soms hebben mensen schrik om met brussen over gevoelige onderwerpen te praten. Ze vrezen dat ze meer kwaad dan goed zouden kunnen doen, en dat ze geen therapeuten zijn en dat dit dus hun taak niet is. Het is niet nodig om bang te zijn om over dingen te praten. Dit doet kinderen deugd.
  • Ik merk wel dat een aantal goede gesprekken wonderen doen. Je hoort vaak van ‘een therapie, zouden we daar wel aan beginnen?’ ‘Wat maak je los?' 'En ga je dat kunnen opvangen?' Terwijl ik wel geloof dat 2 of 3 goede gesprekken waar er naar een kind geluisterd wordt, waar er aan een kind erkenning wordt gegeven, dat dat eigenlijk al veel kan doen.

          (zie methodieken)

Terug naar overzicht

c.Ontwikkelen van een visie

  • Je hoort vaak dat mensen daar overuren moeten voor maken, dat ze dat in hun vrije tijd doen en zo. Ik vind niet dat je daar overuren moet voor doen, ik denk dat je dat in je werk kunt implementeren. Wij zien hier ook het belang van een visie. Zo kun je zeggen: daar staan we achter met ons team, waar je met het team niet achter staat, moet je niet aan beginnen. Dan ben je aan het vechten voor iets dat er toch niet komt. Terwijl, al is het iets klein, bijv. een brussenboekje, maar het is haalbaar en iedereen staat erachter, dat werkt.
  • Visieontwikkeling is bepalend. Ik denk niet dat je opvoedsters individueel kunt opleggen iets rond brussen te doen. Je hebt altijd mensen nodig ertussen die daar spontaan heel erg voor open staan, als er geen ondersteuning komt vanuit het beleid kan je echter weinig beginnen.
  • Een brussenwerking bij een voorziening is erg persoonsgebonden. In een aantal organisaties wordt nog te weinig vanuit een visie vertrokken.
  • Ik vind het sowieso je taak om er aandacht voor te hebben, hoe dat wordt ingevuld is iets anders.
  • Ik herken dat ook, je voelt dat je eigenlijk iets wil vertellen, maar je vraagt je af of het wel je mandaat is om dat te doen. Kan dat: ja of neen? Ik denk dat je daarvoor een visie nodig hebt, dat je moet weten in je team hoe je daarmee om gaat.

Terug naar overzicht 

d.Coördinator

1. Waarom een vaste coördinator?
  • Bij ons is het ook belangrijk dat er een vaste contactpersoon is aangesteld. We merkten goed het verschil als er op momenten omwille van zwangerschap en tijdskrediet en dergelijke geen vast contact mogelijk was. Het zwakte heel erg af. Die brussen hebben toch iemand, een vaste persoon, nodig vanuit de voorziening om mee te trekken en te dragen.
  • Duidelijkheid over wat georganiseerd wordt, is onontbeerlijk. Waar kunnen de brussen terecht, is het meer aangewezen om door te verwijzen of?

2. Gebeten…

  • Ik ben vorig jaar in zwangerschapsverlof geweest en dan heeft iemand de brussenwerking in vol enthousiasme overgenomen en die zei achteraf ‘amai, ik wist niet er zoveel tijd in kruipt’. Ik ben blij dat ik die erkenning krijg van onze dienst ook, en het moet je liggen. Het moet echt iets zijn waardoor je gebeten bent, zodat je niet opgeeft.

3. Kanttekening

  • Wij zijn ook gestart met twee, dan heb je een klankbord en een vervanger als iemand van de twee even uitvalt of in verlof gaat. Het wordt ook samen gedragen, het wordt samen gebracht en geëvalueerd. Er is ook altijd nog iemand betrokken.

Terug naar overzicht