• Je bent hier
  • »
  • Brussen
  • »
  • Methodieken: inleiding

Methodieken: inleiding

a. Iedereen heeft een eigen manier van werken...
b. Casus
c. Intake als 1ste aangrijpingspunt
d. Doorverwijzen
e. Welke doelstelling stel je voorop?


a.Iedereen heeft een eigen manier van werken…

  • Ik heb eens een bevraging gedaan van wie wat allemaal doet met brussen en daar is heel wat respons op gekomen. We doen eigenlijk tal van kleine dingen, maar het wordt niet samengebracht. Het is allemaal vaag en elk op zichzelf, maar het leeft. Iedereen is er bewust of onbewust mee bezig. Broers en zussen zijn aanwezig binnen de setting.
  • Ik vind dat wel herkenbaar dat je zo weinig deelt met je collega’s en dat je zelf je weg moet zoeken.
  • We werken de brussenwerking wel samen uit, we komen ook samen, maar we werken uiteindelijk elk op onze eigen manier. We hebben wel een team waar casussen gebracht worden, zo horen we die ideeën, maar het is niet dat we die dingen gaan bundelen. Ik begeleid ook 40 gezinnen en in de helft van die gezinnen werk ik op een andere manier. We zitten ook met verschillende leeftijden, problematieken, gezinssituaties. Het is telkens zoeken naar wat past nu en mocht er een andere begeleider zijn, zou er een ander verloop zijn.
  • Onze taak zien wij vooral als het ondersteunen van de ouders bij hun taak om met hun kinderen aan de slag te gaan. En dan zitten wij wat op de wip als we aan brussenwerking denken. Dat doen we ook als we met kinderen aan sociaal-emotionele ontwikkeling moeten denken. We doorlopen een beetje verschillende pistes. Wij werken soms persoonlijk met brussen, we werken algemeen met aandacht voor brussen in het ondersteunen van de ouders en wij doen af en toe brussenactiviteiten.
  • Sommige personen op je werk, kunnen veel meer de functie van klankbord opnemen om je vooruit te helpen. Je kan gaan aftoetsen, is het goed geweest, wat kan ik anders vragen, hoe zou jij dat aanpakken… Ik zou ook opletten voor het gebruik van ‘maar’. Dikwijls is het zo van : dit gaan we niet doen, maar… terwijl het evengoed ook naast elkaar kan worden geplaatst, dat zou minder remmend zijn.

Terug naar overzicht 

b.CASUS

Ik zou heel graag het verhaal vertellen van Kato, ze is een meisje dat binnenkort 8 jaar wordt en verblijft in onze voorziening sedert 4 jaar.
Kato is een heel lief meisje, ze geniet van knuffelen, basale activiteiten, ze gaat naar school (het BLO), communicatief uit ze wat klankjes, ze is wel volledig afhankelijk van derden voor verzorging,…. Kato heeft soms zware epileptische aanvallen, heeft een buiksonde (al krijgt ze nog geringe proevertjes), is gevoelig voor luchtweginfecties (met vaak ziekenhuisopnames tot gevolg), ze zit in de rolwagen met een zitschelp,…

Mama en papa hebben het psychisch ook heel moeilijk met de beperking van hun kind. Zij leven met een grote angst en bezorgdheid voor Kato. De zorg is voor hen thuis niet haalbaar. De keuze voor internaat was dan ook de enige oplossing. Hun draagkracht is reeds overschreden.

Bij mijn eerste huisbezoek maak ik ook kennis met het broertje van Kato dat dan pas geboren is. De keuze voor een tweede zwangerschap kwam er op een moment dat hun gezinsleven wat stabieler leek. De realiteit was echter hard en de extra energie die hiervoor nodig is, hebben de ouders niet. Het werd zoeken naar haalbare oplossingen (naast internaat voor Kato). Gelukkig kan het gezin rekenen op heel betrokken grootouders. Kato is tijdens het weekend thuis, maar op die momenten gaat haar broertje naar de grootouders.
In de loop van mijn “op weg gaan” met de ouders probeerde ik hen duidelijk te maken dat ze hiermee voorzichtig moeten omspringen. Hun zoontje kan de indruk krijgen dat hij steeds moet wijken als zijn zusje naar huis komt. De ouders zien dit echter anders : hun zoontje krijgt tijdens de week hun volledige aandacht en in het weekend is dit dan anders en dat zal hij wel begrijpen. Als hun zoontje ziek is, wordt daar heel anders mee omgegaan dan als Kato ziek is. Het lijkt allemaal niet zo ernstig en dit mag dan in werkelijkheid ook wel zo zijn, in de beleving van hun zoontje zal dit anders bekeken worden (ook zijn problemen naar waarde schatten).

Ergens wil Ik proberen om in de toekomst probleemgedrag bij hun zoontje te vermijden, maar wie zegt dat er probleemgedrag zal voorkomen? Leg ik met mijn “veronderstellingen” geen schuldgevoel bij de ouders (en nog eens een extra druk)?

De ouders hebben niet de draagkracht om de zorg voor beide kinderen te combineren. Mijn bezorgdheid sprak ik eens uit bij hun kinderarts toen ik belde voor Kato en ook de kinderarts deelde mijn bezorgdheid. Ook werd aangekaart dat de ouders anders omgaan met “testgedrag” van hun zoontje. Hun zoontje probeert hun aandacht te trekken (te eisen) en vaak op een negatieve manier (ook ’s nachts), hij wil zijn grenzen verleggen. Ik heb hen aangeraden om een psycholoog op te zoeken en dat hebben ze ook gedaan, want als 4-jarige begint hij te zeggen dat hij zijn zusje niet graag ziet, dat hij boos is op zijn zusje,…

Ik wil dit zeker opvolgen en hen hier ondersteunen, maar ik ben geen therapeut, ik kan geen gezinsbegeleiding opstarten. Ik kan een aantal dingen detecteren en ik kan proberen om een aantal tips te geven en hen indien nodig doorverwijzen. Ik wil de problemen niet van me afschuiven, maar wil rekening houden met mijn bevoegdheid en mijn opleiding.
Ik krijg zeker het mandaat van onze directie om voor een bepaalde periode intensiever met gezinnen te werken (bv. om samen op zoek te gaan naar externe begeleiding), zonder zelf aan “gezinsbegeleiding” te doen.
Maar wat als er externe begeleiding wordt opgestart? In deze casus vraag ik me soms een aantal zaken af : Zal de psycholoog in de toekomst contact met mij opnemen om de puzzelstukjes bij elkaar te kunnen leggen? Wordt hierin meer initiatief van mij verwacht? Is die nood er niet tot overleg? Mag er geen contact zijn op vraag van de ouders? Is dit niet meer mijn verantwoordelijkheid? Kan ik onvoldoende loslaten? Vindt de psycholoog dat dit een normale fase is in de kleuterleeftijd? Kunnen we mits intensieve aanpak probleemgedrag bij het broertje voorkomen op latere leeftijd of werken we het met die extra aandacht juist in de hand? Welke rol kunnen we hier spelen?
Mijn ervaring leert dat wij vlugger de nood ervaren om in contact te komen met andere externe hulpverleners.
Verder zou ik graag kijken hoe we brusjes meer kunnen betrekken bij onze intake? Moeten we nog een apart moment voorzien om brusjes (op hun niveau) uit te leggen en te tonen waar broer of zus terecht komt? Misschien in combinatie met andere broers of zussen tijdens een vakantieperiode? Per leefgroep brusjes eens uitnodigen voor een spelnamiddag? De ouders moeten dan wel nog eens een extra verplaatsing maken en bieden we hen ondertussen een ander programma aan?

Terug naar overzicht

c.Intake als 1ste aangrijpingspunt

Veel hulpverleners zijn het erover eens dat brussen van bij de intake betrokken moeten worden.
  • Wij hebben de brussen niet van bij de start betrokken en nu moeten we daar zo’n poort vinden
  • Wij willen ook meer iets systematisch. Geen losse contacten, maar van bij de opstart aandacht voor brussen, of er zich nu problemen stellen of niet. Dat maakt het makkelijker om bij eventuele moeilijkheden gepast toenadering te zoeken om ondersteuning te bieden.
  • Van bij de aanmelding zou ik dan regelmatig vragen hoe het met broer of zus gaat. Ik denk dat dat de start is om dat gesprek te openen. Het is een veel kleinere stap dan met broer en zus te gaan samenzitten. Als dat er niet is, lijkt het me moeilijk de volgende stap te kunnen nemen. Polsen hoe broer en zus reageren, dat lijkt me geen rare vraag. Hoe loopt het eigenlijk, zus wordt 11 jaar, hoe reageert zij op haar broer en hoe loopt dat in het weekend?
  • Waar wij altijd mee starten in de thuisbegeleiding is een kennismaking met het hele gezin. Wij starten nooit alleen met de ouders. We werken sowieso met het gehele gezin, of de kinderen nu 1 jaar zijn of ouder. We duiken niet alleen in de privacy van de ouders, maar ook in de privacy van de kinderen, we komen in hun huis, dus hebben ze naar onze mening recht om te weten wie wij zijn en wat we doen. De intake is dan niet zozeer bedoeld om een verkenning te doen, maar wel om een presentatie te geven van kijk ‘we zijn hier’. We maken ook een statement naar het gezin toe van je bent niet alleen. Je staat er niet alleen voor.
  • Wij leggen van bij de opstart nooit de nadruk op het kind met een beperking. Vanaf het eerste gesprek nemen wij de brusjes ook mee op. We stellen daar ook onze dienst voor. Ik zeg dan in kindertaal wat ik kan doen en meestal neem ik een rugzak mee en mogen ze daar vanalles uithalen. Aan de hand daarvan leg ik uit dat ik kom praten met hen over anders zijn, over hoe je je voelt in een gezin en op die manier toon ik ook een beetje het aanbod. Er zit daar een boekje in, er zitten ook kleurpotloden in, knutselgerief, ook een pictogrammetje van mensen die babbelen om aan te tonen dat we ook gewoon kunnen praten, of we kunnen een uitstapje doen. Eigenlijk heel wat verschillende methodieken, ook spelletjes. Ik vraag dan ook op het einde hoe zij de volgende keer aan de slag willen gaan, ze kiezen dan voor de kleurpotloden, het boekje of… wat hen het meest aanspreekt. Op die manier toon ik dat het niet enkel praten is dat we doen, we kunnen ook lezen, knutselen, spelen, …
  • Ik vind het een belangrijk aandachtspunt om de brus altijd in the picture te houden. Ook als het wat beter gaat. Die maakt sowieso deel uit van een gezin en is een belangrijke schakel daarin. Ik voel dat het belangrijk is om aandacht te hebben voor de brus als er een echte hulpvraag is of er stelt zich een probleem, maar dit wordt snel weer gelost eenmaal het weer beter loopt. Dit is ook een gevolg van tijdsgebrek. Ik vind dat die aandacht er blijvend moet zijn voor de brus. Misschien wordt anders ook het negatieve gedrag wat uitgelokt, want slechts dan krijgt broer of zus eigenlijk ook de aandacht.
  • Bij ons zijn brussen ook aanwezig in tal van kleine dingen. Zo worden broers en zussen in het verslag vermeld bij de intake. Daarbij wordt gepolst hoe zij zich voelen en hoe de relatie is met de broer of zus met autisme. De vraag komt ook soms expliciet van de ouders. Meestal gaat het om een eenmalig gesprek en wordt dan doorverwezen. Maar op vraag van de ouders wordt dat wel bekeken.
  • Wij hebben ook vaak gedacht brusjes te betrekken tijdens de opname. Maar bij ons is het ook zo dat we meestal proberen de opnames te regelen terwijl de andere kinderen naar de klas zijn. Dus dat is tijdens de schooluren…. Op dat moment heb je personeel vrij in de leefgroep. Als je het buiten de schooluren moet doen, dan is het in de leefgroep meestal druk en hectisch wat ook niet ideaal is.
  • Bij de intake gaan we zowel bij de ouders als bij het aangemelde kind vragen hoe de interactie verloopt om een zicht te krijgen hoe het tussen broer en zus verloopt thuis. Dan is het de bedoeling daar in een latere begeleidingsfase mee te gaan werken. Het kan bijv. zijn als de relatie tussen de 2 moeilijk is, die er eens bij te nemen en te kijken hoe zou jullie omgang met elkaar kunnen verbeteren en dergelijke meer. We organiseren ook wel familieuitstappen waar de brussen ook bij zijn.
  • Ik denk ook dat het belangrijk is om van bij de intake, de eerste kennismaking met de ouders, duidelijk te stellen ‘wij werken met heel het gezin’. Bij ons moesten ouders dat ook ondertekenen zodat ze mee bewust waren van ‘wij werken niet enkel met het kind, wij willen het kind niet viseren, maar we willen met het hele systeem werken’.

Terug naar overzicht

d.Doorverwijzen

  • Als ik dingen opmerk, dan zal ik vooral doorverwijzen. Dan zet ik wel de stap naar het CLB, en is de brus in samenwerking met de school een aantal gesprekken opgestart met het CLB.
  • Je hoort wel eens situaties van ouders rond lastig gedrag, steelgedrag of andere problemen. Ik probeer dan ook altijd om daarop in te gaan. Ik neem de tijd om te vragen of ze er al met de leerkracht op school over gepraat hebben, of er daar misschien ook problemen zijn? Ik probeer het CLB in te schakelen indien nodig. Bij heel kleine kinderen neem ik contact op met Kind en Gezin. Ik probeer echt wel hulp te zoeken. Als de problemen verder gaan, durf ik ook wel doorverwijzen naar een CAW of een thuisbegeleidingsdienst. Ik ben ook bij de eerste gesprekken aanwezig als de ouders dat wensen.
  • Ik denk dat zorgcoördinatie op school een belangrijk verschil kan maken. Dat zijn soms spilfiguren in de thuissituatie. Ik hoor dat er wel een grote afstand is, een fysieke afstand, tussen waar ze wonen en waar de instelling is. Dus dan is het de meest laagdrempelige stap in het schooltje van de jongen denk ik.
  • Ik vind als je meezoekt naar een vertrouwenspersoon dat je daarmee niet stopt. Wat wij vaak doen is meegaan met de kinderen naar een therapeut om het eerste gesprek te voeren. Je geeft ze bijna door…
  • Ik heb gewoon het gevoel dat je bij het opstarten van therapie al heel diep gaat. Iets wat mensen niet willen vertellen of waar ze mee vast zitten en je legt het open. Tot waar kan je dat doen en wanneer moet je stoppen? Wanneer geef je het over aan de gezinsbegeleider? Die grens vind ik moeilijk. Vooral als je rekening houdt met wachtlijsten. Als mensen nood hebben aan therapie, kunnen ze niet zomaar een jaar wachten.
  • Ik heb ook zoiets van eigenlijk behoort dit niet tot mijn bevoegdheid. Ik ben ook geen therapeut, ik kan daar ook geen gezinsbegeleiding opstarten. Ik kan een aantal dingen detecteren en ik kan proberen een aantal tips te geven, maar als ik daar geconfronteerd met relatieproblemen, naar de brus toe ook wel serieuze problemen… De grootouders spelen daar ook een grote ondersteunende rol in. Wij willen hen ook de boodschap geven dat ze gerust mogen meekomen. Ook op oudercontacten, maar dit wordt bewust of onbewust toch wat gescheiden.

Terug naar overzicht 

e.Welke doelstelling stel je voorop?

Sommigen geven aan dat de setting een grote invloed heeft op hoe je met brussen kan werken.
  • Als ik dat zie van kinderen die op internaat komen bij ons, dan zit dat kind op internaat en de rest van het gezin is thuis, terwijl bij ambulante werking waar ze aan huis gaan, is het ook zo meer heel de context die erbij betrokken is.
  • Het is een beetje het voordeel van onze dienst, wij gaan voor het gezin, er staat wel een kind ingeschreven. Er moet een kind met een handicap zijn, maar vanaf we dat kunnen bewijzen, kunnen we wel zelf wat kiezen hoe we onze tijd verdelen. Maar natuurlijk, het is ook tijd en je moet die ook verdelen.
  • Hier zie je ook waarom sommigen zich vlugger ‘opvang’ voelen en anderen niet. Ik zie het verschil tussen begeleiders die heel sterk in de groep staan en dan thuisbegeleiders. Bij hen is dat heel anders omdat je als thuisbegeleiders zelf naar het gezin toe gaat en je kan individueel werken of met het hele gezin.

Tegelijk wordt ook duidelijk dat begeleiders uit een residentiële setting enerzijds en een ambulante setting anderzijds van elkaar kunnen leren en dat methodieken overdraagbaar zijn of tenminste inspiratie kunnen bieden ondanks de setting waarin ze zijn ontstaan… Belangrijk uitgangspunt is de doelstelling die je voorop stelt. Drie doelstellingen die vaak worden vermeld zijn: informatie geven, praten over gevoelens, of gewoon ontspannen. 

  • Als er genoeg vraag is en er kan een groepje worden samengesteld, dan organiseren we een brussendag. Dat is eigenlijk vooral informatief: er wordt wat info gegeven rond autisme, er worden dvd’s getoond. Er is dus een wat vormend aspect, een gevoelsmatig aspect en een recreatief aspect
  • Welke doelstelling stel je voorop? Gaat het om persoonlijk ervaren, of eerder om informatie geven, of? 
  • Wij hebben aandacht voor brussen, maar dat beperkt zich tot een keer per jaar een infosessie geven voor broers en zussen die interesse hebben om te komen en daar wordt dan uitleg gegeven rond autisme en geluisterd naar verhalen van de jongeren waarin ze zichzelf ook kunnen herkennen. Het wordt beperkt tot die ene infodag en dan heb ik wel zoiets van, ik zou dat willen uitwerken en wat expliciete dingen verwezenlijken.
  • Er is een avond ook een brussenavond, waar een spreker aan bod komt om een luikje rond de kinderrij en zo toe te lichten. We merken dat het gegeven dat een expert dit opneemt, of tenminste een externe, dat dat langer blijft nazinderen bij de ouders. Ze verliezen veel minder snel de voeling met brussenwerking als er constant informatie wordt meegegeven. Daarmee geef je aan: het is nog altijd levend, het blijft.
  • Voor volwassen brussen hebben we dit ook uitgewerkt. Daar ligt de klemtoon ook op het informatief aanbod. Visie en begeleiding uit de voorziening worden geduid. Het gevoelsaspect blijft wat buiten beeld. We hebben hier erg veel positieve reacties op gekregen en ze willen dat zeker nog verder doen.
  • Klemtoon ligt vaak op het ‘gezellig samenzijn’. Het was eigenlijk vooral de bedoeling om het aangenaam te maken. 
  • Wij hebben een tijdschriftje en we hebben ook als thema broers en zussen, daar staan heel wat verwijzingen in naar websites. Wij proberen broers en zussen ook aan het woord te laten.

Terug naar overzicht