Directe brussenondersteuning

Werkt mijn aanpak?

De beste manier om te weten of de georganiseerde activiteit leuk is en voor herhaling vatbaar, is door het aan de brussen zelf te vragen…
  • We hebben 2 keer een cursus georganiseerd voor brussen. 1 jaar waren er te weinig inschrijvingen. Dat gaf niets, wij hebben die dan gewoon het jaar erop weer laten doorgaan. Maar toch zijn ze niet vlekkeloos verlopen. We hebben eigenlijk wel goede evaluaties gekregen van de brussen, maar het zijn vooral de begeleiders die voelen van het lukt ons precies niet om alle brussen mee te krijgen. Enerzijds vinden ze dat het niet te kinderachtig mag zijn, maar de begeleiders voelen anderzijds ook, hoe speelser het is, hoe meer het in een spelvorm gegoten is, hoe beter het lukt.
  • Elke namiddag dat de brussen een activiteit meededen, vullen ze een blad in. Het is heel veel met klavertjes 4 dat we werken. Dan staat er bijv. onder: ‘de samenwerking met de begeleiders vond ik ok’, en dan moeten ze het klavertje inkleuren volgens hoe goed ze de bijeenkomst vonden. Die zijn eigenlijk wel positief.
  • We hebben ook nog enquêtes gedaan. Het gaat om een permanent blijven toetsen. Zo bevroegen we ook de brusjes nadien: wat vonden jullie van de activiteit, waar hebben jullie toch nog nood aan, wat zouden jullie graag willen dat er georganiseerd wordt?
  • Uit enquêtes blijkt soms dat ze vooral iets actief willen doen in groep. Met eigen broer of zus. Andere brussen ontmoeten scoort bij ons dan weer laag.
  • Misschien kan het een toegangspoort zijn om bij het begin van het jaar aan te geven dat jullie je dat jaar eens extra willen inzetten voor de brussen. Dan ook eens polsen: is daar interesse voor en informeren hoe jullie het zien. Dat zal veiliger aanvoelen.
  • Bij ons leeft de vraag echt: ‘hoe kunnen we ze verder iets aanbieden waar ze zelf terecht kunnen, waar ze zelf iets aan hebben’. Dat merken we, ze hebben die info, daar hebben ze veel aan, ze kunnen eens praten over toekomstperspectief en ze weten wat er bestaat, dan geven ze aan dat ze nog nood hebben aan met brussen onderling in contact komen, maar dan loopt dat moeilijk.
  • Wij proberen via enquêtes te achterhalen wat eventueel nuttig zou zijn. Misschien moet op het einde van de vormingssessie die vraag nog eens herhaald worden.
  • Wij hebben een quiz georganiseerd voor jongvolwassenen. Nadien hebben we bevraagd of ze het aangenaam vonden en of het aansloot bij hun wensen. Ze vonden die babbel met de leeftijdsgenoten wel nuttig en gaven ook aan dat ze nog wilden samenkomen. Ze gaven aan dat ze graag nog een activiteit wilden. We hebben besloten die niet open te stellen voor nieuwe brussen. Zij hadden de basisinformatie gekregen en we wilden de veiligheid van de groep behouden. Bij de tweede activiteit lag de focus eerder op gevoelens. Hoe moet het voelen om zelf autisme te hebben, maar ook hoe moet het voelen als broer of zus van iemand met autisme?
  • Ik vind dat je moet bieden wat ze vragen. Anders is het heel jammer, brussen stoppen er zoveel energie in, dat we toch misschien moeten stilstaan bij: ‘wat hebben ze nodig?’ Dat moet het vertrekpunt blijven.
  • We hebben enquêtes gedaan bij brusjes en gepolst of zij behoefte hebben en inderdaad zij hebben nood aan iets.
  • Het kan goed zijn om nu en dan de enquête eens opnieuw af te nemen. Wat zit er bij jullie of wat zijn de problemen die jullie ervaren? Wat zijn positieve dingen? Want je hoort veel positieve verhalen ook. Een zus was mee op gesprek gekomen laatst om samen met de ouders haar inbreng te doen. Daar wil ik echt naartoe. Dan weten ze welke lasten er ook op de ouders hun schouders liggen. Ze kunnen mee helpen zoeken naar oplossingen, dat is het leukste.