Directe Brussenondersteuning

Individueel aan de slag

  • Bij de kinderen met gedrags- en emotionele stoornissen opteren wij voor een individueel traject met broer en zus. Er is wel een boekje ontwikkeld voor broer of zus als hun broer of zus op internaat komt. Een brussendag organiseren zien zij niet echt mogelijk.

a. In gesprek gaan... waarover?
b. In gesprek gaan... hoe?

a.In gesprek gaan… waarover?
i. Gespreksonderwerpen…
  • Ik denk dat ik haar al een beetje een beeld van haar zus zou proberen meegeven: welke handicap heeft haar zus, puur informatief, en hoe dat bij haar binnenkomt, wat het doet met haar. Ik denk dat ze dat wel nodig heeft, ook op die leeftijd. Maar ik denk ook, de interactie tussen mama en zus, dat die moet worden opgenomen. Dat zou ik doen met mama in de eerste plaats. Je kan niet zeggen aan zus ‘je moet hier wat minder doen’…
  • Wat ik ook had gedacht om met haar op te nemen, was gewoon ook een beetje kijken naar het verschil van toen jouw zus hier nog niet was, en toen jouw zus er wel al was. Wat doet dat met je wereld? Dat zou ik wel eens willen opnemen met haar. Want nu is dat haar God, maar er is ook veel veranderd.
  • Als de kinderen ouder worden en tieners zijn, vraagt het soms een andere aanpak. We hebben daar ook methodieken voor, maar als het gespreksmatig kan, dan doen we dat ook gewoon zo. Bij volwassenen doen we dat ook, je geeft dan gewoon aan van ‘ik wil praten met jou’.
ii. Erkenning geven
  • Het is niet eenvoudig om te zien hoe de brus vaak enorm veel inzet toont in het gezin, maar hier niet echt in erkend wordt. Ik denk dat je als thuisbegeleider enkel aandacht kunt hebben voor de brus. Haar betrekken bij alle momenten dat je daar aanwezig bent. Erkenning geven van ‘dat is knap dat een kind van 11 nog met een kindje van 3,5 jaar spelletjes wil spelen’. Dat is niet evident. Het is waarschijnlijk belangrijk om die zaken te benoemen als de mama er ook is. Zij doet het misschien niet op dat moment omdat het ook voor haar teveel is geworden. Daarom kan het zowel voor haar als voor het brusje veel betekenis hebben dat jij dat even overneemt.
  • Ik denk dat zus positieve aandacht wenst van de begeleiding, dat is heel fijn, want dan voelt ze zich een keer zonder zorgen. Het lijkt me heel goed om eens een klein gesprekje te voeren. Daar zou ik wel luisteren waar ze mensen vindt die een keer luisteren en die erkenning geven voor het feit dat het niet altijd zo gemakkelijk is voor haar. Ik zou ook erg positief zijn over mama en papa, ook al hebben ze het soms erg moeilijk.
  • Ik merk wel dat een aantal goede gesprekken wonderen doen. Je hoort vaak van ‘een therapie, zouden we daar wel aan beginnen?’ ‘Wat maak je los? En ga je dat kunnen opvangen? Terwijl ik wel geloof dat 2 of 3 goede gesprekken waar er naar een kind geluisterd wordt, waar er aan een kind erkenning wordt gegeven, dat dat eigenlijk al veel kan doen.
  • Ik vind dat toch heel moeilijk om je op de grens te bewegen tussen begeleiding en therapie. Waar eindigt dat? En waar begint dat? Hoe ver mag je gaan?
  • Volgens mij is het dan belangrijk om toch iets van erkenning te geven aan de (volwassen) brus voor wat wel wordt opgenomen en ze zeker niet met een schuldgevoel opzadelen. Dat kan ook deel uitmaken van de brussenwerking.
  • Wij willen eventueel nog meer ruimte bieden om aan de noden van brussen te voldoen door heel specifieke activiteiten te organiseren. Daar kunnen we nog meer stilstaan bij het brus zijn. Er is meer uitwisseling mogelijk voor ervaring, waar brussen meer zicht kunnen krijgen op de eigen brussenevolutie. Ik vind het belangrijk dat ze die evolutie ook wel zelf zien. Je ziet bijv. de evolutie naar een meer zorgende brus of net naar de meer afwezige brus. Daar zelf bewust van zijn, lijkt me belangrijk.
  • Ik vind dat dat kind al heel wat inspanningen doet. Ze doet zoveel zaken die al omwille van de leeftijd niet evident zijn. Ik zou dat ook benoemen, haar erkenning geven.
iii. Klemtoon op ieders krachten
  • Ik ga op zoek naar de krachten van de brussen. Van iedereen in het gezin eigenlijk. Bij een brusje zien we bijv. dat zij een erg positieve kracht is. Ze tracht zo goed mogelijk met haar gezin rekening te houden en dat hoeft op zich niet problematisch te zijn.
  • Wij merken dat brussen vooral de traditie van de ouders heel vaak verderzetten. Daarom vinden we het belangrijk naar de levensgeschiedenis en het levensverhaal van de mensen te kijken. Wanneer we aanvoelen dat de verhouding tussen de ouders en de brus goed zit, dan zien we ook wel dat meer een rol kunnen opnemen naar de broer of zus met een beperking toe. De persoonlijkheid van de brus zit daar ook wel heel sterk in verweven. Ook het feit dat je je eigen leven mag hebben als brus, niet altijd in functie van de broer of zus met een beperking. Dan merk je dat mensen wel steviger staan. We gaan vooral op zoek naar raakvlakken, gedeelde interesses, …
iv. Bij volwassen brussen
  • Bij volwassen brussen, kijken we soms welke tips we kunnen meegeven, of we een babbeltje kunnen doen als ze terugkomen. Vragen hoe het geweest is, zo die zaken. Dat is belangrijk, want de zus met een beperking zoekt echt haar zus op, maar die weet niet altijd zo goed hoe ze met haar zus om moet. Wat ondersteuning daarin lijkt me heel belangrijk.
  • Er wordt vaak veel beloofd op het sterfbed aan de ouders, dan is het aan de (volwassen) brus om het waar te maken, maar zitten ze vaak in een voortdurende tweestrijd. Ik heb met een papa gesproken over zijn dochter. Hij haalt ieder weekend zijn dochter met een beperking en is echt te bewonderen. Hij is alleenstaand man, maar anderzijds spreek ik hem ook aan over zijn verwachtingen naar de brus toe. Ik erken hem in wat hij doet, maar ik geef ook mee dat hij niet van zijn andere dochter kan verwachten dat zij dat op die zelfde manier zal verder doen. Zij moet in de eerste plaats haar eigen gezin proberen draaiende te houden. Daarna kijken wat de mogelijkheden zijn. Misschien is dat eens op bezoek komen, haar zus eens komen halen om samen iets te gaan eten, … Ik heb heel duidelijk gesteld dat de verwachting bij ons niet leeft dat zij hetzelfde opneemt als de vader.
  • Ik vind dat wij de (volwassen) brus ook moeten geruststellen. Zij bepaalt wat ze wel of niet doet en aankan.

Terug naar overzicht 

b.In gesprek gaan …. Hoe?
  • Wat is de essentie van een brussenwerking? Aandacht hebben voor de noden of de behoeften van de broers of de zussen. Dat zou ik hier doen door dat te gaan bevragen… Ik zou haar eerst individueel proberen te spreken en haar ook schetsen hoe dat kinderen soms voor hun ouders willen zorgen. Benoemen dat dat ook wel een last is… Verwoorden dat het zou kunnen zijn dat dat wel zwaar is.
i. Door boekjes te (laten) lezen
  • Ik ben aan de slag gegaan in een eerste gesprek met het verduidelijken van onze visie. Ik wil namelijk dat we meer aandacht gaan schenken aan brussen. Ik deed het aanbod het boekje ‘Groene appels en zussenknuffels’ te lezen en de vragenlijst ‘Voor en door brussen’ in te vullen en daarna een gesprek te hebben met mij. Het meisje van 13 was heel enthousiast om hier een gesprek over te voeren. We hebben samen de vragenlijst wat overlopen en daar komt enorm veel uit. Zo gaf de brus aan dat ze wel heel graag eens iets apart wilde doen met mama. Het voorstel om eens samen te gaan winkelen vond ze heel fijn. Ze benoemt enkele gevoelens zoals het zich triestig voelen als haar zus ziek is en zich dan heel erg willen inzetten om haar te soigneren. Niemand weet van die gevoelens af, met uitzondering van enkele vriendinnen. Ze piekert ook heel wat over de toekomst, wat er met haar zus zal gebeuren als haar ouders niet langer voor haar kunnen zorgen, … De methodieken vond ik dus een heel mooie toegangspoort om op korte tijd toch diepgaand in gesprek te kunnen gaan.
  • Om aan de slag te gaan met (volwassen) brussen dacht ik aan volgende zaken: het boekje ‘Groene appels en zussenknuffels’, de vragenlijst voor en door brussen, interessante teksten, folders en adressen waar ze terecht kunnen voor (individuele) gesprekken.
  • Heel concreet ga ik volgende week terug met een brus praten omdat zij mij dat zelf had gevraagd, nu heb ik ze ook elk een postpakketje gestuurd. Ik heb er voor de brus enkele vragen uit de vragenlijst voor en door brussen uit gehaald. Daar kan zij dan op voorhand even over nadenken en dan bespreken we dat samen. Voor de broer met een beperking heb ik iets gelijkaardigs, maar op zijn niveau, ook over zichzelf en hoe hij zichzelf ziet. Ik vind wel dat de vragenlijst teveel inzoomt op het negatieve en het problematische. Er zijn te weinig open vragen. Daarom heb ik ze wat verknipt en geplakt. Ik wil kinderen negatieve vragen niet besparen, maar vind dat open vragen meer ruimte geven aan hen. Ik werk liever met open vragen zoals ‘beschrijf je broer eens als een dier’. Daar kan nog vanalles uitkomen. ‘Waarom speel je met je broer of wat kan je nog samen spelen?’ Daar kun je veel op krijgen.
  • Ik denk dat kinderen een gevoel kunnen hebben van verdriet. Maar dat ze dat dan zelf durven uiten als je ze geen rechtstreekse vraag stelt? Vragen als ‘zou je graag hebben dat je broer er niet was?’ Dat is een heel harde vraag, ik denk dat er veel zijn die daar bevestigend zouden op antwoorden. Zouden ze daar zelf toe komen aan de hand van een open vraag? Dat is misschien wel een gevoel dat daar zit, maar dat je niet durft brengen uit loyaliteit naar mama of papa. Ik vind dat een brus ook eens moet kunnen zeggen van ‘hoe graag ik mijn broer of zus ook zie, dat zou toch wel eens plezant zijn mocht hij/zij er een keer niet zijn.’
  • Wij zouden dan bijv. vragen ‘stel dat je een toverstokje hebt, wat zou je dan wensen?’ Ik weet ook niet of je dan die antwoorden zal krijgen. Die vraag zou ik wel durven gebruiken, maar wel pas verder in de begeleiding. Niet in een eerste gesprek. Ik vind gewoon, in de vragenlijsten komt naar voor of je verdrietig bent of boos, maar de logische vraag, ‘wanneer ben je blij?’, ontbreekt. Ik denk dat het goed zou zijn als de balans tussen het positieve en negatieve meer in evenwicht zou zijn.
  • Volgens mij is het belangrijk om mee te nemen dat die vragen voortkomen uit wat brussen aan andere brussen zouden willen vragen en dat je daar misschien de verklaring vindt voor dat onevenwicht. Als je zelf met positieve gevoelens zit, wil je niet horen dat andere brussen ook met positieve gevoelens zitten. Maar als je die negatieve gevoelens hebt, wil je wel horen: ‘ik ben niet de enige die zo denkt over zijn broer of zus. Er moet plaats voor zijn, maar het moet natuurlijk niet enkel negatief zijn.
  • Volgens mij gaat het erom dat je die dingen mag brengen. Ik kan me inbeelden dat brussen die vragen aan anderen willen stellen, en ook eens willen dat die vragen een keer aan hen gesteld worden. Ben jij blij of niet in die situatie? En dat dan in een vertrouwde omgeving mag gezegd worden van nee, ik ben boos en verdrietig. Dat is heel anders dan als je dat aan andere kinderen vraagt in een open vraag. Die onderliggende gevoelens moet je echt kunnen benoemen.
  • Ik zie wel mogelijkheden in bijv. onze brussenwerking. Daar werken wij heel vaak met stellingen. Dat zou een perfecte stelling kunnen zijn ‘ik zou mijn broer willen ruilen voor een gezonde broer’.
  • Het boekje rond de kinderen helpen na een trauma is een zeer goede bundeling, dat is iets dat ik zeer veel gebruik. Het werkt een beetje volgens thema’s: werken met rouw, werken rond pijn, moeilijke gesprekken voeren… Gevoelens bespreekbaar maken als boosheid, verdriet. Het is echt een bundeling van methodiekjes.
  • Het boekje rond kinderen helpen na een trauma heeft echt veel leuke methodiekjes. Er is bijv. ook altijd een foto bij en zo wordt dat zeer concreet. Een papieren muur waar ze zo echt hun proppen en woede op kwijt kunnen. Ze moeten daar echt op die muur gaan gooien.
  • Dan is er nog een boekje waar ik vaak gebruik van maak als kennismaking. Het staat vol met vraagjes, heel neutraal. Bijv. ‘Wat hebben je grootouders je over hun kindertijd verteld?’; ‘Hoe maak je mensen aan het lachen?’; ‘Is er iemand die je niet kan uitstaan?’; ‘Als je koning of koningin was, wat zou je dan willen veranderen?’ Heel veel vragen die tot heel verschillende dingen kunnen leiden. Het is wat grasduinen en kijken wat eruit komt.
ii. Door spelletjes te spelen
  • Wij leggen van bij de opstart nooit de nadruk op het kind met een beperking. Vanaf het eerste gesprek nemen wij de brusjes ook mee op. We stellen daar ook onze dienst voor. Ik zeg dan in kindertaal wat ik kan doen en meestal neem ik een rugzak mee en mogen ze daar vanalles uithalen. Aan de hand daarvan leg ik uit dat ik kom praten met hen over anders zijn, over hoe je je voelt in een gezin en op die manier toon ik ook een beetje het aanbod. Er zit daar een boekje in, er zitten ook kleurpotloden in, knutselgerief, ook een pictogrammetje van mensen die babbelen om aan te tonen dat we ook gewoon kunnen praten, of we kunnen een uitstapje doen. Eigenlijk heel wat verschillende methodieken, ook spelletjes. Ik vraag dan ook op het einde hoe zij de volgende keer aan de slag willen gaan, ze kiezen dan voor de kleurpotloden, het boekje of… wat hen het meest aanspreekt. Op die manier toon ik dat het niet enkel praten is dat we doen, we kunnen ook lezen, knutselen, spelen, …
  • Er bestaan ook tal van methodieken om mee aan de slag te gaan. In het Centrum voor educatieve spelen vind je heel wat. Het brussenspel is heel leuk, het ‘spel van je leven’. Dat is ook een spelbord met veel kaartjes. Vaak gaat het om spelen met situatiekaartjes. Voelsprieten is ook een leuk spel, daarin kunnen kinderen aangeven hoe ze zich voelen, dat met een wijzertje van gevoelens. Je hebt ook het ‘huis van gevoelens’, dat is een koffer met blij, bang, boos, verdrietig. Afhankelijk van de leeftijd kun je hier iets mee. Er bestaat ook een heel leuk boekje over kinderen helpen na een traumatische gebeurtenis. Daar staan ook heel wat leuke methodieken in, bijv. bouw een talententrein, een gevoelsthermometer… Het gaat meestal over die dingen, meestal over die dingen in communicatie brengen, maar op een speelse creatieve manier.
  • We hebben 2 keer een cursus georganiseerd voor brussen. 1 jaar waren er te weinig inschrijvingen. Dat gaf niets, wij hebben die dan gewoon het jaar erop weer laten doorgaan. Maar toch zijn ze niet vlekkeloos verlopen. We hebben eigenlijk wel goede evaluaties gekregen van de brussen, maar het zijn vooral de begeleiders die voelen van het lukt ons precies niet om alle brussen mee te krijgen. Enerzijds vinden ze dat het niet te kinderachtig mag zijn, maar de begeleiders voelen anderzijds ook, hoe speelser het is, hoe meer het in een spelvorm gegoten is, hoe beter het lukt.
  • Een van de methodieken die wij ergens gebruiken, is het vergelijken met dieren. Dat is iets waar ik iedere keer van achterover val. Er zijn kinderen die daar moeilijk over kunnen praten. Ik weet zo 1 jongen die bij ons de cursus gevolgd heeft en hij kon uit verschillende dieren kiezen. Hij kon heel moeilijk vertellen, maar dan koos hij ook de leeuw, en hij zei ‘gewoon omdat mijn broer thuis denkt dat hij de koning is’. Dat vind ik een heel mooie methodiek om kinderen mee te laten vertellen.
  • Ik werk heel vaak met werkblaadjes uit bijv. het autismewerkboek. Het komt uit ‘Weet je wat autisme is’. Daar staan allerlei spelletjes in, je kan ze ook vervormen om met een broer of zus te spelen. Ik doe dat nu met een jongetje van 8 jaar, maar je kan alles zelf wel eenvoudiger maken.
  • Ik maak vaak gebruik van informatieve spelen, dat zijn dan kaartjes, situaties, thema’s, tekeningen die zaken kunnen oproepen. En er zitten ook nog kaartjes bij met woorden op als schaamte, woede, verstoppen, … Er zit eigenlijk vanalles in. Dat is vooral voor oudere kinderen. Die kaartjes liggen op tafel en dan moeten ze die er uithalen waar ze wat meer over willen vertellen. Je kan die dan gebruiken om het gesprek op gang te brengen. Je kan dat ook met broers en zussen doen. Elk een kaartje waar ze iets over mogen vertellen. Of ze willen iets vertellen over de voorbije week. En dan moeten ze een kaartje nemen. Dat brengt associaties mee waar je zelf geen vat op hebt. Daar is al vanalles uit gekomen. Het is leuk dat het zo ruim is, dat kinderen er zelf zo mee bezig zijn, maar op hun manier.
  • Je hebt ook dobbelstenen rond gevoelens. Dan gooien ze de dobbelstenen en staat er bijv. kwaad of verdrietig. Dan vraag je bijv. wanneer ben je voor het laatst kwaad geweest? Wanneer ben je kwaad geweest op je zus? Wanneer is mama kwaad op jou? Of ook omgekeerd: ze moeten zich inbeelden hoe zus zich voelt bij bepaalde situaties. Het leuke is dat als je het in een gezin doet, dat je bij eenzelfde situatie verschillende gevoelens op tafel ziet liggen: de een is boos daarvoor, de ander is bang daarvoor, de ander is neutraal bij dit…
  • We werken ook vaak met vingerpopjes, daar kan je vanalles mee doen. Er zijn ook knuffelkaartjes, het is een boekje met kaartjes en daar zitten ook altijd vraagjes bij rond verschillende thema’s. Daar staan vragen bij: ‘waar voel je je goed, waar voel je je minder goed bij?’; ‘Wat wil je veranderen in je gezin?’ Telkens vier vraagjes over een bepaald thema.
  • Wij werken graag met stellingen omdat veel op gang geraakt daarmee. Broers en zussen vanaf 6 jaar nemen wij er dan bij, dan gebruiken wij ook heel sterk die stellingen van het brussenspel omdat dat heel goed de situaties weergeeft.
iii. Door creatief te zijn
  • Ik laat de kinderen vaak in tijdschriften dingen zoeken die ze leuk vinden, hobby’s en dergelijke, zaken zodat er niet steeds gepraat moet worden. Ik luister ook op voorhand al een stuk naar de ouders wat zij aangeven voor hun kind zodat ik beter afgestemd ben op wat best aansluit bij dat kind. Is het bijv. een verlegen kind dan zoek ik meer non-verbale methodieken om een opening te creëren en zaken bespreekbaar te maken.
  • Een leuke manier om met brusjes te werken is vaak dingen uitknippen uit tijdschriften, dan moeten ze zo hun familie voorstellen. Broer en zus, evenals zichzelf, moeten ze zo voorstellen. Vaak wordt er ook met stellingen gewerkt. Of ze moeten zelf in een handicap kruipen. Soms wordt er gewoon uitgewisseld.
  • In de activiteiten zou ik graag een creatief medium kunnen aanwenden zodat bijv. kan worden gewerkt met klei om zo tot expressie te kunnen komen. Zo kunnen ze hun gevoelens van het brus zijn op een of andere manier via een medium verwoorden. Er zijn kinderen die heel goed kunnen praten, heel goed tot verhaal komen. Maar er zijn ook heel wat kinderen die dat niet kunnen. Daar voel je wel ergens een hiaat. Je kan ze niet verplichten tot het verwoorden van dingen, maar als je ze dan een stuk klei geeft, dan zie je plots dat er een beeld naar voor komt. Hier kunnen ze dan wel over praten. Dat zou ik willen verweven in de cursus en de activiteiten.
  • Ik ben gisteren een opleiding gestart over duplopoppen. Ik ben er helemaal vol van. Er zit daar zo een heel verhaal rond. Als je vast zit met een casus en je zet het eens uit, dan kom je sowieso tot heel andere inzichten.
  • In onze activiteiten komt er in de spelnamiddagen altijd tijd om ook wat te kunnen praten, maar dat gebeurt op een zeer creatieve manier. Bijv. Als we carnavalsactiviteiten doen zijn er spelletjes rond verschillende figuren. Als Zorro aan bod komt, is er een probleemsituatie die geschetst wordt. Bijv. je broer komt altijd binnen op je kamer, hoe kan Zorro dat oplossen? En dan zien we dat de kinderen op een heel speelse manier tot gesprek komen, ze mogen dan bijv. een toneeltje uitbeelden. Bij mij is dat zo: en dan komen ze tot heel onrealistische oplossingen want het is Zorro die het kan doen, maar het brengt ze wel op gang.
  • Bij een doosje vol tranen maak je een doosje. Je maakt een doosje en tranen. Op elke traan mag er iets worden geschreven waar de brus verdrietig rond is. Dan zijn er nog een paar blanco’s voor als de brus later nog eens een traan wil invullen. Zo richt je ook op pijn en verdriet, maar blijft het meer open.
  • Wat ik vaak doe met kinderen is mandala’s kleuren. Dan knutselen we daar vanalles mee. Ik gebruik dat soms om vanachter te schrijven wat ze willen veranderen of waar ze zelf aan willen werken. Het wordt een beetje een geluksmedaillon waar ze zich aan kunnen vasthouden gedurende de begeleiding.
  • Wat ik ook heel goed vind in het werken met kinderen is het opstellen van een wapenschild. Dan maak ik letterlijk zo’n heel groot schild en dat delen we dan op in 4 vakjes. Bij elk vakje staan er richtvraagjes, maar meestal pas ik dat ook wel aan. Dat gaat dan over iets dat je aan het verkennen bent, iets wat je goed kan of iets dat je nog wil leren. Iets waar je bang voor bent, of iets waar je ongerust voor bent. Dan volgt ook hoe je jezelf ziet in de toekomst, wat je wenst voor je gezin, maar naar brussen toe kan dat ook worden aangepast naar waar ben je ongerust over bij je broer of zus, of wat vind je dat nu goed loopt in je gezin? Ze kunnen daar dan een leuze op zetten over hun gezin, dat is ook wel leuk omdat dat iets tastbaars is. Kinderen kunnen dat dan tonen aan hun ouders en heel goed uitleggen wat ze hebben gedaan. Dat probeer ik vaak, iets knutselen of iets maken dat ze zelf doorvertellen aan hun ouders of broers en zussen. Dit is natuurlijk nooit een doel op zich, het is een manier, maar niet van ‘ik ga dat nu eens doen’. Het is wat erop volgt dat belangrijk is. Het is een middel om te praten en te komen tot een verbinding tussen mensen.
iv. Equicoaching
  • Wij hebben al erg goede ervaringen gehad met equicoaching. Kinderen laten zich krijgen op hun eigen manier van omgaan met situaties en woede, dat kan worden begeleid met een paard. Dat is voor elke leeftijd, maar ze moeten natuurlijk wel kunnen stappen. Je zoekt iemand die equicoaching geeft, speciaal opgeleide therapeuten die paarden hebben en die die opleiding volgen. Heel het gezin en wie daar deel van uitmaakt, krijgt ook een sessie met het paard. Zo krijgt iedereen inzicht in hoe ze met elkaar omgaan en dat wordt ook gebracht. Ze mogen ook aanwezig zijn op het moment als iemand anders de sessie doet, en daar komen heel veel zaken uit van eigen gedrag die ze eigenlijk niet zien.
  • Zo hadden wij een meisje dat erg rebels gedrag vertoonde thuis. We vonden haar gedrag echt te ver gaan en wilden eigenlijk een opname in de psychiatrie. Mama weigerde dit. We wilden haar verder begeleiden en dachten eens equicoaching uit te proberen. Toen viel ons op dat zij voortdurend over haar broer bezig was en de manier waarop ze met dat paard omging, dingen die ze moest doen, daaruit bleek een voortdurende zorg en bezorgdheid naar mama toe. Ze durfde haar gevoelens niet uiten, ze was bezorgd over haar broer, over de toekomst. Op een bepaald moment zei ze ook ‘mijn mama is alleen’ en zij heeft een vriend gehad, maar die is weggegaan omdat mijn broer zo ambetant is. Dus die equicoaching heeft wel een aantal dingen losgekregen.
v. Tijdens meeleefdagen …
  • We hebben brusjes eens laten meeleven voor een dag en zien hoe alles hier verloopt. Ze vormden een aparte leefgroep, van heel verschillende leeftijden. We hebben dit wel maar 1 keer gedaan. We opteren meer om een individueel traject te doorlopen met broer en zus. Er is ook een boekje speciaal voor brussen gemaakt voor als broer of zus op internaat komt.
  • Ik denk dat het een idee is om de zussen en broers in de leefgroep te betrekken. Ze hoeven daarom niet allemaal in 1 keer te komen, maar ik zeg maar, nu mag die broer of zus eens komen. Het wordt soms wat te groots gezien. Met die kleine dingen kan je al heel wat verwezenlijken.
  • Ik denk dat het al veel kan betekenen om eens een kleutertje uit te nodigen, daarom niet altijd, want ze zijn te klein om contacten te leggen, maar hen af en toe laten ‘meeleven’. Als ik daarmee zou kunnen starten in het eerste kleuter, dan neemt men de fakkel misschien wel over voor de volgende jaren.
  • Volgens mij zit hier ook een grote kans in, want naarmate ze ouder worden, kan er een evolutie zijn van energie instoppen van de hulpverleners uit naar een hulp om mee te helpen en bepaalde taken over te nemen.
  • Ik vind het ook belangrijk dat als de brus zelf een vraag stelt rond eens meelopen of zo in de voorziening, dat daar ook op wordt ingegaan! Dat is blijkbaar niet altijd evident. Daar zit ook het belang van met de collega’s op 1 lijn te zitten.
  • Hoe kunnen wij een brussenwerking uitbouwen van zo een moment waarop broers en zussen elkaar gewoon zien, naar een moment waar we ook de brussen beter leren kennen en waar meer aandacht is voor hun brus-zijn in plaats van gewoon eens de leefgroep bezoeken waar de broer of zus is en je kan kijken naar welke activiteiten zij daar doen. In het gezinsluik van het individueel handelingsplan kunnen we bijv. ook eens aan de brussen denken.
  • Ik vind het wel interessant om de broers en zussen eens een avond uit te nodigen om te kijken naar de relatie. Hoe gaan zij met elkaar om? En je krijgt vaak een heel andere kijk op het kind, die je dan kan aangrijpen in de begeleiding. Brussen kunnen ook zien dat er ook huiswerkbegeleiding is, kinderen worden ook gesanctioneerd. Er is niet altijd feest, Ik zie meerdere redenen waarom dit zinvol kan zijn. Het moet wel gedragen worden door de directie en misschien kunnen de gezinsbegeleiders ook eenmalig in de groep worden gezet. Dan wordt dat waardevol. Dat wordt niet waardevol als je daar onderbemand staat.
  • Hoe broers en zussen met elkaar omgaan, ik vind dat je dat in het gezin moet gaan bekijken en niet in groep.

Terug naar overzicht